De rijksoverheid beschouwt het Noorden nog altijd als een win- en dumpgewest. Vroeger werden armoedzaaiers en bedelaars hier naar toe gestuurd om het veen af te graven. Ze werden gehuisvest in de zogenaamde Koloniën. Inmiddels, o ironie, een werelderfgoed. Misdadigers en mensen met gedragsprobleem werden in Veenhuizen gevangengezet. Waren ze in het westen van dat gespuis af. Vanaf de jaren zestig werd veel gas uit de Groninger bodem gehaald met alle schadelijke gevolgen van dien. Tegenwoordig wordt het gebied volgeplempt met windmolens en zonnepanelen. Toen de Duitsers Groningen binnenvielen hebben de Nederlandse soldaten zonder nauwelijks een schot te lossen onmiddellijk de sokken genomen. Een duidelijk teken dat het Noorden de staat geen soldatenlevens waard was. Pas bij de Afsluitdijk zijn ze gaan vechten.

Opvallend hoe lief en meegand we dit gedrag van de rijksoverheid allemaal ondergaan zonder er weerstand tegen te bieden. En als er al actief verzet wordt gepleegd tegen de aantasting van de leefomgeving dan wordt dat al vrij snel gecriminaliseerd. De regionale bestuurders rennen zich zelfs het vuur uit de sloffen om maar bij de rijksoverheid in het gevlei te komen in plaats van achter de gedupeerden te gaan staan. Max van den Berg was naar mijn mening een uitzondering, die liet wel zijn tanden zien. Er waren gemeentebestuurders, die na een stiekeme telefoontje van een NAM-inspecteur, overgingen tot huisuitzettingen. Een schande. Er wordt gebedeld om een hogesnelheidslijn. De provinciale bestuurders willen de provincie volgooien met zonnepanelen en windmolens om zodoende het hele gebied naar de ratsmodee te helpen, want de rijksoverheid wil het. Ook de graagte waarmee bestuurders de NPG-gelden ontvingen en verdeelden in plaats van dit geld te weigeren, is stuitend. Dit geld had naar de gedupeerden gemoeten. Zelfs de gedupeerden en belangengroepen (GBB, het Gasberaad) identificeren zich met de rijksoverheid (de dader) door mee te gaan met de foutieve aannames, die aan allerlei regelingen ten grondslag liggen. We hebben last van een soort stockholmsyndroom. Natuurlijk is er wel kritiek, maar die gaat vooral over te trage en bureaucratische afhandeling, niet over de regelingen zelf, die van geen kanten deugen en had moeten worden afgewezen. Je kan aan een scheur, of een verzakking meestal niet zien of die bevingsgerelateerd is. Er had een generaal pardon moeten worden geëist voor alle typische bevingsschades (scheuren, verzakkingen en zettingen) in het risicogebied. Het probleem had als een ramp moeten worden behandeld onder centrale regie van de provincie, waarbij de rijksoverheid (en de NAM) de rekeningen dienden te voldoen.

De waardedalingsregeling, ook een mispeer, is een soort veredelde postcodeloterij. Als je het geluk, of de pech, hebt in een postcodegebied te wonen waar veel schade is gemeld dan kom je er voor in aanmerking. Hoewel ook in de stad Groningen veel bevingsschade is geconstateerd komt de stad nauwelijks voor die regeling in aanmerking. Vermoedelijk omdat particuliere verhuurders en woningcorporaties minder geneigd zijn om schades te melden. Die zijn meer geïnteresseerd in het ontvangen van de huurpenningen dan in schadeherstel van hun bezit, zo lijkt het. De regeling kan ook wel worden afgeschaft, omdat nergens meer sprake is van een waardedaling, schade, of niet. Dit geld kan ook beter naar de gedupeerden, want die wachten nog steeds.

Wat betreft de verduurzaming is het een illusie te denken dat een land, waar gerekend naar de ecologische voetafdruk 12 miljoen mensen te veel wonen, duurzaam in zijn eigen energie kan voorzien zonder het hele landschap te vernielen. Daar zou je niet aan mee moeten willen werken. Die duurzame energie moet maar worden geïmporteerd. Een stevige “njet” door de provincie had meer voor de hand gelegen dan een duurzaam wit voetje te halen bij de rijksoverheid.

Kortom. We hebben last van een soort collectief stockholmsyndroom. We zijn te lief en te meegaand als de rijksoverheid ons onrecht aandoet.