Het medisch denken en handelen beheerst tegenwoordig de geestelijke gezondheidszorg. De hulpverleners, w.o. veel psychologen, hebben het alleen nog maar over diagnoses, stoornissen en behandelingen. De hulp bestaat voornamelijk uit symptoombestrijding in plaats van de mensen te helpen – voor zover dat mogelijk is – hun psychische problemen op te lossen, waardoor de klachten vanzelf verdwijnen. Door deze medicalisering en superspecialisatie binnen de GGZ – elke hulpverlener gebruikt zijn eigen etiketjes en ze communiceren onderling slecht – zijn er nu enorme wachtlijsten en lijkt het wel of niemand meer geholpen wordt.
De Amerikaanse wetenschappelijk onderzoeker en psychotherapeut Scott Miller concludeerde, na analyse van duizenden effectstudies, dat al die behandelmethodes er niet zo toe doen. De kwaliteit van de behandelrelatie bepaalt voor 75%! de effectiviteit van de hulp. En juist over deze behandelrelatie zijn binnen de GGZ zoveel klachten: de “patiënten” voelen zich niet begrepen en gehoord.
Alleen de harde psychiatrie (psychosen) zou nog binnen het medische domein kunnen blijven, omdat daarin bij de behandeling medicatie de eerste keus is. De rest van de psychische problemen en klachten kunnen worden ondergebracht in een soort wet WPSO, wet psycho- / sociale ondersteuning, direct gefinancierd door de overheid via de sociale wetgeving.
Geen etiketten en superspecialisten meer. De wachtlijsten zullen dan grotendeels verdwijnen.